Synoniemen zoeken
Synoniem van ruziën
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
ruziën
ruziën - in een min of meer felle woordenwisseling met iemand gewikkeld zijn. Het kan twee voorzetselbepalingen bij zich hebben: één met 'met', waarin een persoon wordt genoemd, en één met 'over': 'hij ruziede met J. over een kleinigheid'. Synoniemen: ruzie maken en, in informele stijl, heibel (of stennis) maken (of trappen), harrewarren, bakkeleien, kissebissen, het aan de stok hebben, bonje maken en haspelen. In formele stijl ook twisten; zeer formeel is kwestie maken (of hebben) (over). De uitdrukking (iemand) in het haar zitten heeft een persoon als verplicht meewerkend voorwerp. De informele term bekvechten wordt alleen als onbepaalde wijs gebruikt. Kibbelen (met) of kiften (met) heeft meestal een of meer kinderen als onderwerp, en de ruzie gaat hierbij om een kleinigheid. Kijven en krakelen (dit laatste is een archaïsme) hebben geen bepaling met 'met' bij zich, en hebben meestal vrouwen als onderwerp, evenals de informele synoniemen elkaar in de veren zitten, hakketakken en hakketeren. Een hevige ruzie wordt aangeduid door slaande ruzie hebben (met) of, formeel, hoge woorden hebben (met).
Zie: overhoopliggen (met); vechten; vitten.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
ruziën
ruziën - regelmatig werkwoord
uitspraak: ru-zi-en
1. ergens ruzie over maken
♢ broers en zussen ruziën vaak met elkaar
Regelmatig werkwoord: ru-zi-en
ik ruzie
jij/u ruziet
hij/zij ruziet
wij/zij/jullie ruziën
ik/jij/u/hij/zij ruziede
wij/zij/jullie ruzieden
hij heeft geruzied
ruziënd, ruziënde
Synoniemen
twisten