Synoniemen zoeken
Synoniem van afwisselen
Synoniem van 'n ander trefwoord

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Afwisselen
Voor een persoon of eene zaak een ander persoon of eene andere zaak in de plaats stellen. Vervangen drukt dit in het algemeen uit. Met afwisselen is dikwijls het bijdenkbeeld verbonden, dat het vervangen bij beurtwisse¬ling geschiedt, zoodat nu eens de een, dan weer de ander optreedt; de matrozen wisselden elkander aan de pompen af; maar ook zijn uitdruk-kingen afwisselen, zijn spijzen afwisselen. Terwijl onder afwisselen ver¬staan wordt tijdelijk vervangen ten einde uitputting van kracht of een¬tonigheid te voorkomen, nu eens dit nu eens dat gebruiken, heeft ver¬wisselen een meer blijvend vervangen op het oog. Hij verwisselde zijn rok tegen een huisjas. De beide stationschefs moeten van plaats verwisselen. Bij ruilen en verruilen heeft men meer een handeling op het oog, waarbij door beide partijen gegeven en genomen wordt. Wil men de verwisseling van voorwerpen, die er bij plaats heeft, sterker doen uitkomen, dan bezigt men omruilen of soms ruilebuiten. Dit laatste dat zelden voorkomt is eigenlijk ruilen en buiten (d. i. ruilen).

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
afwisselen
afwisselen - regelmatig werkwoord
uitspraak: af-wis-se-len
1. de plaats van iemand anders innemen
♢ wij wisselen elkaar af bij het ophalen van geld
Regelmatig werkwoord: af-wis-se-len
ik wissel af (... ik afwissel)
jij/u wisselt af (... jij afwisselt)
hij/zij wisselt af (... hij afwisselt)
wij/zij/jullie wisselen af (... wij afwisselen)
ik/jij/u/hij/zij wisselde af (... ik afwisselde)
wij/zij/jullie wisselden af (... wij afwisselden)
hij heeft afgewisseld
de/het/een afgewisselde ....
afwisselend, afwisselende