(de, -s), hulpje, helper (als functie). Hij bleef steeds in de mijnafdeling werken als baanwachter, onderhoudsman en later als handlanger (Bauxco Nieuws, aug. 1964: 9).
Etym.: In scheepstaal en in Zeeland (Ghijsen) kan h. de SN bet. hebben, maar in AN heeft het i.h.a. betr. op helpen bij ongunstige bezigheden.