Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

kan

betekenis & definitie

(de, -nen), (ook:)

1. kroes, mok; beker. Een brood van vijf/ één cent boter/en een kan suikerwater/ voor het ontbijt (Dobru 1968d: 12).
2. (conserven)blik. Hieruit blijkt m.i. voldoende, dat wij er voorlopig niet aan kunnen denken bier in kannetjes op de markt te brengen (de West 3-4-1981).
3. liter.
- Etym.: Vgl. veroud. AN k. = o.m. (a) drinkgerei met een deksel, (b) liter. E can (i.h.b. in Am.) = o.m. (conserven)blik.
- Samenst. van 1 o.a. theekan (Barron 1981a: 84), van 2 quaker oatskan, zalmkan.