Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

Gepubliceerd op 28-09-2020

cent

betekenis & definitie

(de, -en), (thans)

1. munt ter waarde van een honderdste (Surinaamse) gulden.
2. bedrag ter waarde van deze munt.
-: grote cent, (veroud.) halve stuiver, een uit Suriname en Ned. verdwenen munt. Hoeveel kost een toffee? Een grote cent, juffrouw. Goed Ram! Geef die grote cent dan aan Ronald (A. de Vries 1957 (5): 33). Etym.: Deze munt was, evenals de toenmalige cent, van brons, maar groter. S bigi sensi (bigi = groot; sensi = cent).
-: koperen cent, cent. De jonge kerels kregen wel een biertje, maar geen sterke drank en van 33 koperen centen per dag kan niet vaak een kwart stoop ( ) ouwe klare worden gekocht (Waller 83). Etym.: S koprosensi (kopro = koper(en); sensi = cent).-Opm.: De term wordt vooral gebr. als men de nadruk wil leggen op de geringe waarde: zie het cit., en bijv.: Ik had geen koperen cent Ik had geen rooie duit.
-: voor geen cent bw. uitdr., voor geen goud, onder geen beding. Mijn sleutelbeen is de sleutel tot het rijk van Lindo. Eens zal ik daarbinnen trekken en Lindo doden. Nee. nee, alles [kun je van me krijgen] behalve mijn sleutelbeen. Voor geen cent! schreeuwt hij van woede en pijn (Barron 1981b: 29); het is een stukje uit een sprookje.
-: niet voor twee cent bw. uitdr., niet zo’n beetje, niet zo zuinig. Ik heb je iets gevraagd en als je me niet antwoordt, ga ik je bouten wassen, en niet voor twee cent (Helman 1954a: 16). Etym.: Vgl. twee cent met AN ‘zuinig’. S ‘no fo toe sensi' = lett., id. centenbak (de, -ken), (verouderend, grof) vrouwelijk schaamdeel.
- Etym.: De vergelijking berust op de gleuf.
- Syn. poentje; zie aldaar voor andere syn.