geregeld, zonder mankeren, telkens weer. Deze sinds de 17de e. bekende uitdr. is wellicht aan een dobbelspel ontleend en wil eig. zeggen: zó dat men het gewonnen geld opstrijkt en weer inzet.
In de 16de-I7de eeuw is de bet. oorspronkelijk: dadelijk, zonder tussenpoos. Ook in een rijmpje van de heiers komt strijk en zet voor; het is echter moeilijk in te zien hoe dit de oorsprong van het gebruik in de alg. taal kan zijn (vgl. A. Beets in N. Taalg. 39, 350).