Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Lijntrekken of de lijn trekken

betekenis & definitie

een jonge uitdr. (eind 19de e.) voor: luieren, luilakken; een gesprek, een onderhoud ongemotiveerd rekken en daardoor vervelend maken; iets voorwenden om vrij van dienst te zijn. Doet men zeer lang over een gemakkelijke arbeid, dan noemt men dat een goede, lange of een reuzelijn.

In het Fries zegt men hy lûkt (trekt) oan ’e loailine of it luije lyntsje, eig. hij trekt niet flink aan de lijn, maar laat haar slap hangen (gezegd van iemand die een schip of een kar aan een lijn of een touw voorttrekt?). Vgl. het Zuidndl. zijn zeel niet overtrekken (in stukken trekken), zeer lui zijn. Anderen houden lijntrekken of de lijn trekken voor ontleend aan het soldatenleven. Als bij een oefening in de z.g. compagnieschool niet voldoende manschappen aanwezig zijn om de exercitie uit te voeren, laat men door de beide manschappen naast de guides van een sectie een lijn vasthouden, welke de lengte heeft van een sectie soldaten. Deze lijn moet door beide manschappen steeds strak gehouden worden. Zij hebben niets anders te doen dan die lijn te trekken en hun guides te volgen.

Luie en domme adspiranten zijn steeds tuk op dit werk en vandaar dat zulke mensen ook bij andere oefeningen met de naam lijntrekkers betiteld worden. — Vgl. Fr. lambiner, lanterner; faire le paresseux; cagnarder; Hd. trödeln; faulenzen; Eng. to slug; to lounge; to lollop.