Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Iemand de schop geven; de schop krijgen

betekenis & definitie

een vrijwel verouderde uitdr. voor: iemand afdanken, wegjagen, resp. weggejaagd, afgedankt, ontslagen worden; gewest, nog wel gezegd van een vrijster die bedankt wordt of van een vrijer die een blauwtje loopt. O.a. bij Vondel, Op de jonghste holl.

Transformatie, slot: „Doen aenbad elck Gommers pop, En Armijn die kreech de schop” (1628). Waarschijnlijk moet deze uitdr. vergeleken worden met zulke als de bons, de bof, de klap geven, en wil zij derhalve zeggen: iemand door het geven van een schop van zich verwijderen, zoals o.a. de gewoonte was bij het zeewezen, waar een matroos die „met een rood paspoort” werd weggejaagd van de valreep geschopt werd1) (vgl. Fr. donner du pied au cul a un valet). Doch het is ook niet onmogelijk dat ze verband houdt met de uitdr. iemand op de schopstoel of op een schop zetten; vgl. Winschooten 237:,, Iemand op een schop setten: iemand los setten, soo dat men hem verstooten kan, als men wil: dat ook schoppen genaamd werd: 5V hebben hem geschopt, sy hebben hem de schop gegeven”. 1) Dit gebruik bestond reeds in de 17de eeuw, zoals Winschooten, blz. 233 mededeelt: „het luid niet wel dat iemand ontschipperd werd, want dat is niet beter, dan of een Kapitein de deegen voor de voeten gebrooken, en een voet in ’t gat (dat de gewoonte is) gegeeven wierd”.