Spreekwoorden en gezegden

F. Stoett (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

Fiasco maken of lijden; het is (bleek) een fiasco

betekenis & definitie

geen succes hebben, een mislukking blijken te zijn. Het znw .fiasco is van Italiaanse oorsprong en betekent eig. fles.

In het Ital. komt far fiasco niet voor; wel appiccare il fiasco, in de zin van „de kat de bel aanbinden”, maar ook in die van „iemand een smet aanwrijven”, vooral door een lasterschrift hem zijn krediet en goede naam ontnemen. De oorsprong van deze uitdrukking zal moeten worden gezocht in de middeleeuwse straf voor twistzieke vrouwen waarbij zij een steen, in de vorm van een fles (Hd. Schandflasche) omgehangen kregen, die zij dan enige uren moesten dragen. Hieraan kon fiasco de betekenis „schande” ontlenen en de uitdrukking ontstaan faire fiasco, zich schande veroorzaken, met schande van iets afkomen, mislukken; vgl. Fr. faire une bouteille (verouderd), een bok schieten; faire fiasco; remporter une veste; faire four; chuter; Hd. Fiasco machen; durchfallen; Eng. to be a fiasco; to be a faïlure; tofallflat.