als men in zekere functie, op een standplaats een geruime tijd blijft, krijgt men er een vaste positie, waaruit men moeilijk weer verwijderd kan worden; wie vooruit wil komen, moet niet telkens veranderen van positie. In Celestina in de vorm „die veel veranderinghen maeckt weet ghy wel dat selden bedijt” (S ij v°).
Vgl. een rollende steen begroeit niet', Fr. pierre qui roule n’amassepas mousse.