Volgens sommigen zou deze uitdrukking dateren uit de tijd, toen men nog meende dat ons lichaam een soort kleed was (denk aan de uitdrukking: stoffelijk omhulsel), nl. een bekleedsel der ziel, dat men onder bepaalde omstandigheden kan afleggen, om een andere gedaante (bijv. die van kat of hond) aan te nemen. Waarschijnlijk is deze verklaring wat ver gezocht. De meer voor de hand liggende is deze: men springt - bij wijze van spreken - van kwaadheid uit zijn vel. Iemand die zich opwindt, maakt zich ‘dik’, waardoor - eveneens bij wijze van spreken - de huid (het vel) strak gespannen wordt en dus het gevaar ontstaat, dat deze gaat barsten (springen)