Dit woord 'schuilevinkje' heeft met het bekende vogeltje (de vink) niets te maken. In de 16de eeuw droeg zeker kinderspel (ons verstoppertje) de naam van ‘schuylwinckelsper. In dat 'winkel' herkennen we de zin van 'hoek' (een 'winkel' is in feite een hoekhuis, waar dan een zaak is gevestigd), zoals een ‘winkelhaak’ een ‘hoekhaak' is, zoals in de Camera Obscura nog gesproken wordt van: ‘de winkel van het oog’ en zoals ouderwetse mensen (alweer een pleonasme) nog zeggen, dat ze iets hebben gezocht: in alle winkels en hoeken. Een zelfde misverstand zien we bij: luistervink. Dit is geen vink, maar iemand die in een hoek iets af zit te luisteren. De uitdrukking wordt overdrachtelijk gebezigd, wanneer er een straten laakbare daad is gepleegd, in feite of geschrifte en de dader zich schuilhoudt