We kennen deze uitdrukkingen vooral uit de romans van Aimard, als stelregel die vooral de Apachen en Comanchen zouden toepassen. Ze is echter ontleend aan verschillende bijbelteksten, zoals: Ex. 21:24, Lev. 24:20, Deut. 19:21 en Matth. 5:38. Ze duidt op de straf der wedervergelding (het: jus talionis) als rechtsregel vastgesteld in de zgn. Mozaïsche wetgeving. De Joden, zoals in het Nieuwe Testament wordt voorgesteld en door de verklaarder hiervan nader wordt uitgewerkt, strekten dit recht ook uit tot allerlei bijzondere beledigingen, en stelden dat men niet zondigde, wanneer men anderen slechts niet meer kwaad aandeed dan men van hen ondervonden had, ja, dat men verplicht was gelijk met gelijk te vergelden. Het is de variant op ons: ‘Leer om leer, sla je mij, ik sla je weer’. De talmud echter gaat steeds van het standpunt uit, dat het ‘oog om oog en tand om tand’ alleen als juridische grondslag voor boetebepaling en schadevergoeding dient, doch nooit in werkelijkheid mag worden toegepast. Vgl. Plautus, Mercator (3, 4, 44): ‘Par pari respondere’, d.i.: gelijk met gelijk beantwoorden; voorts Publius Syrus, Sententiae: ‘Ab alio exspectes, alteri quod feceris’, d.i.: wat gij de een aandoet, zijt ge van de ander te wachten