Volgens anderen is de zegswijze ontleend aan de gewoonte van de zgn. ‘hondemeppers’ in vroeger eeuwen, om ijverig jacht te maken op alle mogelijke honden, hetgeen dan ook hun taak was. Zelfs stond er in hun instructie, dat het verboden was giften of gaven aan te nemen van hen, die hun hond gespaard wensten te zien. Alle honden moest de hondenmepper doodslaan. Toch werden sommige honden van dit algemene vonnis uitgezonderd, zoals bijv. de ‘edele jagthonden’ en voorts de honden, die de politie en de justitie erop na hielden. In Amsterdam werd een uitzondering gemaakt voor kleinere honden, die zich dan echter aan een ‘meetproef ’ moesten onderwerpen. Er was een ring vervaardigd, en elke hond, die ‘deur den ringe der stede passeren kon’, ontging het lot van zijn soortgenoten. Nog een verklaring is, dat ‘beugel’ een verbastering is van ‘boog’ en dan verband houdt met Matth. 19 : 24: ‘En wederom ik zeg u: het is lichter dat een kemel ga door het oog van een naald (poortboog) dan dat een rijke inga in het Koninkrijk Gods’