Het oude ‘liefgetal’, in verband staande met ‘talen’ (vgl.: ergens naar talen), spreken, betekende dus oorspronkelijk: met vleiende, aangename woorden sprekende, en komt geheel overeen met ‘liefkozend... Lees meer
In het Mnl. bestaat een woord ‘liefgetal', waarnaast: liefgetael, lieftael en lieftalich, alle met de betekenis van: geliefd, aangenaam, welgevallig. Eigenlijk: lief van taal zijn, aangenaam spreken. ... Lees meer