Opgeruimd, vrolijk, goed gehumeurd, in zijn knollentuin, goed te spreken zijn. De uitdrukking dankt haar ontstaan aan het woord ‘nop’, de pluis op wollen stoffen. Zolang nu de nop niet van het laken afgesleten is, zolang kan het kledingstuk, van dit laken gemaakt, bruikbaar geacht worden en is nieuw overbodig. Is de nop verdwenen en de jas kaal en glimmend geworden, dan kan men moeilijk zeggen: die man is in zijn nopjes. Nu zullen de meeste mensen uiteraard graag goed gekleed gaan en dus in hun nopjes zijn. Hieraan paart zich dan vanzelfsprekend: tevredenheid, opgewektheid, vrolijkheid, en zo komen we van de eigenlijke naar de figuurlijke betekenis. Het woord ‘nop’ leeft ook nog voort in de volgende uitdrukkingen: in de noppen komen (goed gekleed zijn, er goed uitzien), en: kinderen zijn een erfdeel des Heren - maar ze houden de noppen van de kleren