kon houden en het touw, waaraan de mand hing, doorsneed. Daarna moest hij trachten op het droge te komen, waarbij de menigte hem echter telkens in het water terugwierp (Stoett). Anderen zoeken de verklaring dichterbij. Zij zeggen: een mand is geen materiaal, waar men alles in kan pakken of bergen; vooral de ruw uit twijgen gevlochten manden zijn in hoge mate poreus, een zeef gelijk. Doet men hier nu fijne, korrelige waren in, bijv. zand, meel e.d., dan zal successievelijk alles door de mand vallen. Weer anderen menen dat de uitdrukking haar oorsprong heeft te danken aan de vroegere gewoonte om een vrijer, die een meisje niet wilde hebben, een bodemloze mand te sturen. Van iemand die zich aan een misdrijf, een vergrijp heeft schuldig gemaakt en door een langdurig kruisverhoor tot een bekentenis is gebracht, zegt men in overdrachtelijke zin, dat hij: door de mand is gevallen. De mand is hier dan ‘de zeef van het recht’