Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 02-05-2022

tiro

betekenis & definitie

m. (het) afschieten (van een vuurpijl e.d.); schotwond; kanon, stuk geschut; schot; kogelbaan; schiettent, schietterrein; span paarden (voor een wagen); streng, trekriem; a un tiro de piedra, op een steenworps afstand; lelijke hak, -zet; a tiro, onder schot; binnen bereik; a tiro hecho, vastberaden, kloek, overtuigd; de tiros largos, fam. in galakostuum; weelderig, goed verzorgd.

< >