Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 02-05-2022

tal

betekenis & definitie

adj. tal cual, zo... als, evenals, net als; zulk, zodanig, dergelijk, zo’n, zulk een; zo groot, zo hoog, zo hevig; deze, die; el tal drama, m. het bewuste drama; zo iets; menigeen; un tal Sr. Giménez, m. een zekere mijnheer Giménez; adv. zo, op zulk een wijze; cual, o como, o así como..., tal ..., zoals..., zo...; sí tal, ja; no tal, neen; con tal que, o con tal de que, mits, op voorwaarde dat, -van; tal cual, een heel enkele; tal para cual, fam. leer om leer; ¿qué tal? fam. hoe staat het leven?

< >