Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 02-05-2022

punto

betekenis & definitie

m. punt, stip; punt van de (schrijf-)pen; vizierkorrel; steek (bij het naaien en breien); géneros de punto, m. pl. gebreide goederen; plaats, plek; punt, cijfer (bij examens e.d.); ogenblik, moment; punt, onderwerp; estar a, o en, punto de, op het punt staan om te; punto céntrico, middelpunt; punto de vista, gezichtspunt; punto interrogante, vraagteken; punto y coma, kommapunt; dos puntos, dubbelpunt; a buen punto, op tijd, gunstig, van pas; al punto, onverwijld, ogenblikkelijk; a punto fijo, juist, precies; calzar tantos puntos, nummer zoveel hebben (schoenen); dar en el punto, de spijker op de kop slaan; de todo punto, helemaal, volkomen; en punto, precies; son las seis en punto, het is klokslag zes uur; en punto a, wat betreft; hasta cierto punto, tot op zekere hoogte; hasta tal punto que, zozeer dat, in die mate dat; ¿hasta qué punto? in hoeverre? por punto general, over het algemeen; punto en boca, mondje toe; punto menos que, bijna; punto por punto, omstandig; subir de punto, ten top stijgen.

< >