Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Pelo

betekenis & definitie

m. haar; dons; draadje; haartje, pluisje; pelo de aire, zuchtje, zachte wind; contar un suceso con todos sus pelos y señales, fam. een gebeurtenis haarfijn vertellen; andar al pelo, fam. slagen uitdelen; buscar el pelo al huevo, fam. vitten; contra pelo, tegen de draad in; fam. op een ongelegen tijd; cortar un pelo en el aire, zeer vlug van begrip zijn; de medio pelo, fam. van weinig betekenis; de pelo en pecho, fam. met haar op de tanden; no tener pelos en la lengua, fam. goed van de tongriem gesneden zijn; pelo arriba, tegen de draad in, averechts; se le ponen los pelos de punta, fam. zijn haren rijzen te berge; tomar el pelo a uno, fam. iemand voor de gek houden.

< >