Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Pegar

betekenis & definitie

vastplakken, opplakken; pegar con cola, lijmen; vastnaaien, vastmaken; overbrengen (ziekten e.d.); slaan, afranselen; wortel schieten; vuur vatten; indruk maken; pegar un tiro a, een schot lossen op; pegarse un tiro, zich voor de kop schieten; pegarse, aanbranden.

< >