Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Pascua

betekenis & definitie

f. Pasen, Paasfeest; Pascuas, pl. de dagen van Kerstmis tot en met Driekoningen; Pascua de flores, o Pascua florida, Pasen, Paasfeest; Pascua del Espíritu Santo, Pinksteren, Pinksterfeest; de Pascuas a Ramos, fam. van tijd tot tijd, nu en dan; estar como una pascua, o unas pascuas, fam. vrolijk zijn.

< >