Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Mirar

betekenis & definitie

kijken naar, bekijken, beschouwen; mirar (a), letten -, bedacht zijn (op); liggen of staan tegenover (gebouwen e.d.); betreffen, aangaan, raken; no mirar nada, niets ontzien; ¡mira! interj. pas op! mirar bien a uno, vriendschap of genegenheid hebben voor iemand; mirar mal a uno, een afkeer van iemand hebben; mirar por una persona o cosa, iemand of iets beschermen, voor iemand of iets zorgen.

< >