loslaten, verlaten, zich verwijderen van;
dejar de, nalaten, verzuimen; toelaten, toestaan, niet belemmeren; opleveren, een voordeel bezorgen van; verlaten, achterlaten, in de steek laten; overlaten, toevertrouwen; achterlaten, nalaten; vermaken; ophouden, uitscheiden;
dejarse, zich verwaarlozen; zich aan iets wijden; zich overgeven; dejarse decir, zijn mond voorbijpraten; zich iets laten ontvallen; dejarse de, zich verre houden van, zich niet inlaten met.