Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 18-05-2022

Cuerda

betekenis & definitie

f. touw, koord; snaar; lont; maat; ketting van een slingeruurwerk; lijn, richtsnoer; cuerdas, pl. pezen; cuerdas vocales, pl. stembanden; apretar la cuerda, de touwtjes nauwer aanhalen; dar (a la) cuerda, een zaak voortdurend uitstellen; dar cuerda al reloj, het uurwerk opwinden; no es gente de mi cuerda fam. dat zijn geen mensen van mijn slag; por debajo de cuerda, stilletjes, heimelijk; tirar (de) la cuerda a uno, fam. iemand tegenhouden, -bedwingen.

< >