Spaans woordenboek (SP-NL)

Dr. C.F.A. van Dam (1948)

Gepubliceerd op 19-05-2022

Cargar

betekenis & definitie

beladen, bevrachten, bepakken, een last opleggen aan, bezwaren; laden (wapen, accu e.d.); getuigen tegen; fam. lastig vallen, hinderen, vervelen; belasten, debiteren; aanvallen, chargeren; zich neigen (naar); rusten (op); cargar con una cosa, iets dragen, iets op zich nemen; cargar sobre, aandringen (bij), aanhouden (bij); vallen (het accent).

< >