I. f. daling, prijsdaling; verlies, vermissing van een soldaat; jugar a la baja, à la baisse-, op koersdaling speculeren; dar de baja a uno, iemand vermissen (in het leger); iemand royeren, -schrappen; iemand ziek verklaren; darse de baja en una asociación, bedanken voor een vereniging; ir de, o en, baja, aan betekenis verliezen.
II. bajá m. pasja, pacha.