Pterocarya fraxinifolia: Een vaak meerstammige boom die van nature o.a. in de Kaukasus en Klein-Azië voorkomt. De kroon is spreidend en dus breed.
De schors is diep ingesneden (gevoord). Er worden vlak bij de stam vooral op vochtige grond veel worteluitlopers gevormd. De twijgen zijn glanzend geelbruin. De verspreid staande knoppen zijn gesteeld en naakt. Ze zijn lichtbruin behaard. De oneven geveerde bladeren bereiken een maximale lengte van 35 tot 40 cm.
De 11 tot 21 blaadjes zijn langwerpig en enigszins golvend. De bladeren zijn glanzend groen van kleur. De in katjes verzamelde bloemen verschijnen in mei en dat is ook het moment dat de bladeren ontluiken. Er zijn manlijke en vrouwelijke hangende katjes. De manlijke zijn wat dikker dan de vrouwelijke, maar de laatste zijn langer. De vruchten zijn eirond en hebben twee halfronde vleugels (vleugelnoot). Ze zitten aan 30 tot 40 cm lange vruchtkatjes die zeer decoratief zijn.Te groot en zeker veel te breed voor tuinen. Wel goed bruikbaar in parken. Kan ook langs brede lanen worden geplant, maar de jonge bomen moeten dan tijdig worden opgekroond, omdat anders de vele laaghangende takken de doorgang versperren. De variëteit dumosa is (veel) kleiner dan de soort en heeft een dicht gesloten, vrij regelmatige kroon. De bladeren zijn kleiner. Deze boom bloeit niet.