Taxodium distichum: Onder zeer ideale (natuurlijke) groeiomstandigheden kan een moerascipres, die in het wild voorkomt in het midden- en zuidoosten van de Verenigde Staten, hoogten bereiken van 40 en 50 meter. Die hoogten bereiken ze in Nederland en België nooit; zo'n 20 meter is al heel wat.
Deze bladverliezende conifeer heeft een smalpiramidale kroon. De stam is decoratief vanwege de roodbruine kleur. Heel opmerkelijk zijn de zogeheten kniewortels die ontstaan op plaatsen waar het heel nat is. Ze kunnen 50 tot 100 cm hoog worden, zijn hol en hebben waarschijnlijk een functie bij de verankering van de boom in de drassige bodem. Er komen zowel lang- als kortloten aan de moerascipres voor. Knoppen zijn nauwelijks te zien.
Aan de langloten zijn de zachte, vrij korte naalden spiraalvormig geplaatst, aan de kortloten in twee rijen. De naalden zijn heldergroen van kleur. In het najaar worden ze geelbruin tot enigszins roodachtig. De kortloten vallen in het najaar in hun geheel af. De vrij lange manlijke bloeiwijzen en de bolvormige vrouwelijke bloemen bevinden zich aan de toppen van de twijgen van het voorafgaande jaar. De kegels zijn vrijwel rond en slechts 2 à 3 cm in doorsnede.Mooie parkbomen om langs vijvers aan te planten.