Signalement van sprekende zegswijzen

A. Houwelink ten Cate (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

te pas en te onpas

betekenis & definitie

Te pas en te onpas wil zeggen: te gelegener en te ongelegener tijd, op ieder willekeurig moment. Het woord pas dat stap of schrede betekent kreeg onder invloed van het werkwoord passen ook de betekenissen: bepaalde plaats en bepaald moment.

In de uitdrukking lelijk te pas komen wordt met ‘pas’ de plaats bedoeld waar men ongelukkigerwijs terechtkomt en in de uitdrukking van pas komen is sprake van ‘pas’ in de zin van: geschikt of gunstig moment. Iemand te pas komen betekende in vroeger tijd: iemand van dienst zijn, door zijn aanwezigheid nuttig zijn.Te pas (zonder werkwoord gebruikt) betekende dan ook: zoals het wenselijk of nuttig is, en te onpas de negatieve vorm wilde zeggen: niet op het goede tijdstip, op een verkeerd gekozen moment, zoals ook moge blijken uit onderstaand citaat uit een achttiende-eeuws kookboek waarin laatstgenoemde uitdrukking voorkomt:

‘Wanneer eene goede Huishoudster eene stipte volbrenging van haare regels vordert, moet zy door haar geheele gedrag toonen, dat deze regels de uitwerkzels niet zyn van grilligheid, maar de voorschriften der bedaarde reden. Wanneer een dienstbode genoodzaakt is te zeggen, ik kan den gantschen dag niets doen ’t geen aan myne Juffrouw behaagt! wat ik doe, ’t is te onpas! gaat alle gezag verboren.’ (Vervolg op de Nieuwe, Welervarene Utrechtsche Keuken-meid, Confituurmaakster en Huis-doctores, Utrecht 1775, blz. XI).