Signalement van sprekende zegswijzen

A. Houwelink ten Cate (1977)

Gepubliceerd op 14-10-2020

de aap komt uit de mouw

betekenis & definitie

De aap is van alle dieren degene die de grootste gelijkenis vertoont met de mens en hij weet diens handelingen treffend te imiteren of na te apen. Een van de belangrijkste deskundigen op het gebied van het dierenleven, prof. dr.

Bernhard Grzimek (geb. 1909), oud-directeur van de dierentuin te Frankfurt, schrijft over de apen het volgende:‘De APEN (Simiae) zijn de tweede en laatste suborde van de opperdieren of primaten. Ook de mens is als soort Homo sapiens een lid van deze suborde; hij behoort biologisch gezien tot de apen.

(. . .) Twee groepen van lichamelijke kenmerken (. . .) maken op ons mensen bijzonder veel indruk omdat wij juist daarin vele gelijkenissen tussen de apen en ons zelf ontdekken: daar is ten eerste de kop met de naar voren gerichte ogen, de echt menselijke oorschelpen, de primitief menselijke gezichtsvorm van zeer veel apen, en verder de zeer sterk op menselijke handen gelijkende handen en voeten.’ (Grzimek over apen, Utrecht 1974, blz. 7)

De listigheid en slimheid of juister gezegd het nabootsend en doelgericht handelen van de aap heeft geleid tot het ontstaan van tal van uitdrukkingen waarin op bepaalde eigenschappen van de aap wordt gezinspeeld. Iemand voor aap houden betekent: iemand voor de mal houden en een aap in zijn mouw hebben (een sterk verouderde uitdrukking overigens) wilde zeggen: zijn streken en slinkse bedoelingen verborgen houden. Komt de aap uit de mouw, dan worden iemands ware en weinig fraaie bedoelingen duidelijk. Ook spreken we van apestreken in de zin van kwajongensstreken en apekool is een woord dat is ontstaan uit het woord aap in de zin van malligheid en de nu verdwenen uitdrukking kool verkopen, die inhield: onzin vertellen. Het instrument op de tekentafel waarmee tekeningen vergrotend of verkleinend worden nagetekend of nagebootst, noemen we een tekenaap (of pantograaf) en apeliefde is een denigrerend woord voor de affectie die ouders die hun kinderen graag verwennen aan hun nakomelingen betonen, want ‘vele apejongen drinken nog bij de moeder als zij al lang zelfstandig kunnen eten en dus eigenlijk geen “zuigelingen” meer zijn,’ zoals Grzimek schrijft (idem, blz. 18).