Gelijknamigheid, VAN BENTHEM I, 10, naamgelijkheid, meerzinnigheid, wisselduidigheid, wisselzinnigheid, GEZELLE 118, dubbelzinnigheid, (Tgd UNIVOCATIO, Eénzinnigheid). — Aequivocatio inducitur ex diversa forma significata per nomen, non autem ex diversitate suppositionis, S. THOMAS, SUM. c. GENT. iv, 49, Meerzinnigheid komt voor wanneer eenzelfde woord verschillende vormen te kennen geeft, niet uit verschillende plaatsbekleeding. — Inferiorum diversa ratio non facit aequivocationem superiorum, Verscheidenheid onder de lagere soortbegrippen brengt geen meerzinnigheid mee onder de hoogere soortbegrippen. — Diversa ratio minus communium non facit aequivocationem in magis communi, s.
THOMAS, SUM. THEOL. I, Q. 29, A. 4, AD 4, Een begripsverschil in het minder algemeene veroorzaakt geen dubbelzinnigheid wanneer het gaat over iets dat meer algemeen is, THEOL. SUM. II, 69.—Acquivocatio dialectica, Redekundige meerzinnigheid, eigenlijke meerzinnigheid. Aequivocatio physica, Physische meerzinnigheid, oneigenlijke meerzinnigheid (DENKLEER).
