Wat is de betekenis van Facit?

2024-04-20
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Facit

eindsom

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Facit

som, bedrag, uitkomst

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Facit

(Lat.), maakt (samen); aanduiding van een totaal.

2024-04-20
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

facit

(Lat.) o. (lett. het maakt) uitkomst, som, bedrag.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

facit

o. (Lat. het maakt; som, uitkomst).

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

facit

('fa:sit) o. (-s) [Lat. het maakt] uitkomst, som, bedrag.

2024-04-20
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

facit

facit, - o., som, bedrag, uitkomst.

2024-04-20
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Facit

Facit - de som, het bedrag.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Facit

(lat.: het maakt), uitkomst eener rekening, som, bedrag, hoofdgetal, totaal; ook in liet algemeen resultaat, uitkomst.