onbetrouwbaar, sluw persoon; gemeen iemand. Gezegd als waarschuwing wanneer iemand met zo’n type zaken wil doen: ‘Pas maar op! ’t Is zo’n smakker’.
Smakken betekent hier wellicht ‘het (om beurt) werpen van de dobbelstenen’.Smakkert. Slechte, gemeene, verachtelijke kerel, schurk, fielt enz. (scheldwoord); smakkert is van smakken, werpen, verwerpen, verachten; het thema ervan is sma, dat ook zit in smaad, smaden, frequentativum smadelen, saamgetrokken smalen. Vergelijk Huydecoper, Proeve, 111, 230 en voorts. (De Taalgids. Derde Jaargang, 1861. Overijselsch Taaleigen)
Nou enne toen kwam d’r ’n meeuw-uit-de-gracht op me toe, enne die zee: wat mot jij hier, smakker? (Herman Heijermans, Droomkoninkje, 1924)