Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

schurk

betekenis & definitie

gewetenloze vent; gemene kerel. Sedert ca. 1701.

Ontleend aan het Duits (Schurke). Een verband met ‘wrijfpaal’ (paai waaraan de beesten in de weide zich kunnen wrijven volgens Van Dale), vroeger ook schurk genoemd, valt niet uit te sluiten.Hoe, wat hamer! Denk je dat ik een schurk, of denk je dat ik razende dol ben? (Betje Wolff en Aagje Deken, Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart, 1782)

Omgekocht!! Zeg schurk, ellendeling, laffeling... omgekocht... (Louis Couperus, Noodlot, 1891)