Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

sinjo

betekenis & definitie

(verouderd) halfbloed, indo(jongen). Komt van het Portugese woord sinho.

Van een indo die een hoge maatschappelijke positie wist te bereiken, werd wel eens gezegd: ‘Als sinjo heeft hij het toch ver geschopt.’ Hij zag mevrouw Van Oudijck dadelijk, en de twee kleine jongens, René en Ricus, in tegenstelling van hem twee kleine sinjos, die zij van Batavia meebracht voor hunne grote vakantie, en haar lijfmeid Oerip. (Louis Couperus, De stille kracht, 1900)Allah toch, baboe, hou de sinjo bij je... Maar baboe, doe eerst mijn rok dicht. (Louis Couperus: De boeken der kleine zielen, 1901-1903)

Het scheldwoord ‘sinjo’ werpt niet slechts de volbloed den halfbloed naar het hoofd doch Indo’s kaatsen het ook elkander gaarne toe. (De Groene Amsterdammer, 07/01/1922)