Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

schaap

betekenis & definitie

onnozele, vervelende vent of vrouw. De uitdrukking arm schaap voor een kind dat medelijden opwekt, werd vermoedelijk ontleend aan de Bijbel (Jes. 53:7).

Daarin is ook sprake van afgedwaalde, dolende of verloren schapen. Ook het zwarte schaap zou een Bijbelse herkomst kunnen hebben.Griet, schaap, hoe ka’ je zo dom wezen? (Marcellus Emants, Juffrouw Lina, 1888) Vervelend schaap! (Herman Heijermans, Kamertjeszonde, 1898)

Want Hans verbeeldt zich altijd, dat ik nog zoo’n onnoozel schaap ben en niks van groote menschen-zaken afweet... (Nannie van Wehl, Vooruitgestuurd, 1909)