Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Oom kool

betekenis & definitie

(verouderd) sukkel, sufferd. Sedert de zestiende eeuw een komisch type uit de volksliteratuur.

In de tijd van Bredero erg populair. In de ‘Klucht van de Spitshoedige Menschen’ (17de eeuw) van Everart Meyster noemt de auteur zichzelf een drolligen oom-Kool.

Het WNT denkt bij Kool o.a. aan een vervorming van Nicolaas. Hierdoor is de uitdrukking enigszins te vergelijken met ome jan, in de volksmond een benaming voor de lommerd.Dat het dek zoo glad was en had hij niet gezien; hij wou gaan staan, maar, plof, daar lag oom Kool met de beenen in de lucht en eer hij tijd had om op te staan, gaf de stuurman hem met een versleten zwabber zulk een draai om zijn knikkerbol, dat hij vergat, dat hij had willen opstaan en bleef liggen. (Pieter Louwerse, Vlissinger Michiel, 1880)

oom (tante) torn verzamelnaam voor (domme) zwarten. Refereert aan een boek van Harriet Beecher Stowe: ‘Uncle Tom’s Cabin or life among the lowly’ (1850). De roman is een aanklacht tegen de omstandigheden waarin zwarte en bruine slaven verkeren.

Maar nu het volgende: hoe noemen we een zwarte man of vrouw die voor de VVD in de Kamer wil? Wij zouden geneigd zijn nog steeds te spreken van een liberaal, conservatief, rechts politicus, maar volgens Piet Grijs heet zo iemand een Oom of Tante Tom. (Stephan Sanders in Vrij Nederland, 21/12/2002)