Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Miet(je)

betekenis & definitie

homoseksueel; verwijfd persoon; ook gebruikt voor een man met een te zacht karakter. Bij Henke heet het: iemand die een hekel heeft aan vrouwen.

In de regel hetzelfde als hintemer, flikker.Tegenwoordig vooral populair in kringen van voetbalsupporters. Nederlandse voetballers komen nooit openlijk uit voor hun homoseksuele geaardheid. Het ergste waar je een supporter of speler voor uit kunt maken, is mietje. De term is ouder dan we geneigd zijn te denken. Het WNT geeft al een citaat uit 1882. Volgens de kleine Stoett is mietje voor mannelijke homoseksuelen een eufemistische verkorting van sodemieter, maar mogelijk wel beïnvloed door de meisjesnaam Mietje of verband houdend met catamiet, een bijbels woord voor ‘schandjongen’.

Een bekende uitdrukking is laten we elkaar geen mietje noemen (reeds bij Harrebomée, Stoett en Huizinga). Ze werd opgetekend bij o.a. de Rotterdamse volksschrijver Willem van Iependaal (Polletje Piekhaar, 1935). Een mietjesma is homotaal voor een vrouw die veel optrekt met homo’s. Ook wel nichtenmoeder genoemd. Mieterig betekent ‘verwijfd’.

Rijke flikker! Dacht jij, dat jij je handen niet vuil hoefde te maken? Dat stinkt van het geld, en dat draagt niet eens een boord. Naaktloper! Miet! (Simon Vestdijk, De kellner en de levenden, 1949)

Die anderhalve man en een paardekop die we hebben bestaat nog voor de helft uit van die mietjes. (Jan Wolkers, De hond met de blauwe tong, 1964)

Zag twee mietjes/met voetbalknietjes/zie ze in de Leidsestraat/lopen ze hun poten uit hun naad. (Arie B. Hiddema, Kassa, 1971)

< >