Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

klotenbibber, klotenklapper

betekenis & definitie

zeurkous; onaangenaam persoon; ongemanierde vent. Bij de marine in de betekenis van ‘grote domoor’.

Mogelijk van oorsprong soldaten- of marinetaal. De vrouwelijke variant is de kuttenklapper.Als je zo’n gereformeerde kloteklapper op zondag naar de weg vraagt keert-ie je z’n hol toe, want de Heer wil niet dat-ie je een behoorlijk antwoord geeft. (Paul A. Wilking, De roerige wereld van Pistolen Paul, 1968) Zeg, klotebibber de stem van het meisje dat voor het raam had gezeten -, kan dat niet ergens anders? (Harry Mulisch, De verteller, 1970)

Nee, klotebibber, die vent vindt het hartstikke goed! (J.M.A. Biesheuvel, ln de bovenkooi, 1972)