Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

jojo

betekenis & definitie

(jeugdtaal) dom persoon, sufferd; vaak ook een klootzak of gewoon een willekeurig persoon. Sedert de jaren tachtig.

De term werd voor het eerst gesignaleerd door Laps en daarna opgenomen in Van Dale Hedendaags Nederlands. Misschien ontleend aan het populaire stripfiguurtje Jojo (een creatie van de tekenaar Jijé, pseudoniem van Joseph Gillain): een reporter geïnspireerd op Kuifje.

In het Frans betekent affreux jojo ‘snotaap, dondersteen’.Een platendeal met A & M, een re-release van ‘Wonderful Life’, een gelijknamig gepolijst album en een mega-hype aan de andere kant van de Noordzee. Niet slecht voor een emotionele jojo. (Fabiola, november 1987)

We hadden het over zijn salaris toen die jojo’s het theehuis binnenstormden. (Nieuwe Revu, 06/01/1993)

En zij kan prachtig vertellen. Over alle jojo’s die ze in haar leven heeft moeten aanhoren en dat zijn er nogal wat. (Youp van ’t Hek, Ik Schreeuwlelijk, 1995)