(spottend of minachtend) bekakte kerel die de hockeysport (beschouwd als een elitesport) beoefent. Zie ook bal.
Cees Wolzak arriveerde in Zeist als een gebrandmerkte bobo. Hij, de hockeybal, de zeezeiler, de buitenstaander die er niets van afwist. (Het Parool, 02/12/1993)
Ik ben wel een hockeybal, maar geen studentikoos corpslid. (Nieuwe Revu, 10/08/2005)