Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

haaibaai

betekenis & definitie

bazige vrouw die veel drukte maakt en steeds het laatste woord moet hebben; manwijf; feeks. Ook wel: haaiebaai, heibei.

Reduplicatie.Bij een erftante denkt men aan geld (symbool daarvan het licht-gele en okerkleurige fond); ze is in ’t schotsch (symbool daarvan de ruiten op het ‘kannetje’) en ze heeft de eigenschap ’n beetje, nou ja, ’n beetje haaibaai-achtig te zijn (symbool daarvan het grillige bloemlichaam). (De Groene Amsterdammer, 12/03/1916)

‘Je bent zeker bang voor die nette dame,’ opperde de haaibaai met angstige moed en snoot minachtend haar neus. (Jan Mens, Er wacht een haven, 1950)

Ik ben een haaibaai. (Angèle Manteau in Avenue, oktober 1968)