Wat is de betekenis van haaibaai?

2024-03-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

haaibaai

felle, bazige vrouw. felle, onaardige vrouw met een grote mond die de baas speelt; gehaaide vrouw; feeks; helleveeg; kenau. Voorbeelden: En om het nog ingewikkelder te maken wordt die haaibaai van een bazin de eerste helft door een andere actrice gespeeld. http://www.filmkrant.nl/av/org/filmkran/archief/fk246/spider.html, 2003...

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

haaibaai

(17e eeuw) (inf.) bazige vrouw die veel drukte maakt en steeds het laatste woord moet hebben; manwijf; feeks. Ook wel: haaiebaai, heibei. Reduplicatie. Reeds bij Winschooten (Seeman, behelsende een grondige uitlegging van de Neederlandse Konst, en Spreekwoorden.... die uit de Seevaart sijn ontleend. 1681). Hiervan afgeleid: haaibaaierig (bazig of k...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haaibaai

haaibaai - Zelfstandignaamwoord 1. kijfziek vrouwspersoon, kenau, heibei Woordherkomst samenstelling van haai en baai ? Verwante begrippen feeks, furie, harpij, helleveeg, megera, tang, wijf, xantippe

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

haaibaai

bazige vrouw die veel drukte maakt en steeds het laatste woord moet hebben; manwijf; feeks. Ook wel: haaiebaai, heibei. Reduplicatie.Bij een erftante denkt men aan geld (symbool daarvan het licht-gele en okerkleurige fond); ze is in ’t schotsch (symbool daarvan de ruiten op het ‘kannetje’) en ze heeft de eigenschap ’n beetje...

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haaibaai

zie HEIBEL

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

haaibaai

→ heibel

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

haaibaai

v. (-en), (ook: heibei) vrouw met haren op de tanden, vinnige vrouw, m.n. vrouw met grote mond.