Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

frik

betekenis & definitie

(kleingeestige) schoolonderwijzer; leraar in het algemeen; pietlut. Geen studentikoze verkorting van Frederik zoals weleens gedacht wordt, maar eerder van obscene oorsprong.

Rond 1646 had frik de betekenis van ‘mannelijk lid’. Een oude frik is een scheldwoord voor een oud iemand.

Vgl. het huidige ouwe lui. Frik komt vooral voor in samenstellingen zoals schoolfrik en kantoorfrik.Van schuld bewust, beducht voor elke verklaring, uitlegging, opheldering, angstig en lafhartig als alle gluipers, laat hij zich, gelijk Knaap de pruikenfrik zou zeggen, wanneer deze zoo’n behandeling niet langer zien kon: pot vol blommen, allerlei afgronden zeggen! (Johannes Kneppelhout, Studenten-typen, 1839-1841)

Je laat ’n jongen een verhaal schrijven van wat ie ondervindt, (‘gelukkig geen opstel voor een “frik”, want ik hoefde niet zoo heel precies met de spelling en de komma’s en de punten te zijn’) dan ben je tegen alle dreigende pijlpunten van kritiek gedekt achter de brani borst van je jongen held. (De Groene Amsterdammer, 15/01/1911)

Kinderen leren zonder frikken. (Menno ter Braak in Propria Cures, 04/10/1924)