Wat is de betekenis van beducht?

2024-03-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beducht

beducht - Bijvoeglijk naamwoord 1. ~ voor: bewust van dreigend onheil De voor uitglijden beduchte oude man schuifelde voorzichtig over het ijs. De student durfde het werkstuk niet in te leveren, omdat ze beducht was voor een onvoldoende....

2024-03-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-03-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beducht

bn. (-er, -st), bevreesd; — voor iets of iem. beducht zijn, een zaak, een persoon duchten, (ook) er gevaar voor duchten, bezorgd voor zijn.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beducht

bn. (bekommerd, bevreesd): beducht zijn voor iets.