amateur; prutser; beunhaas; geen echte vakman. Via het Hoogduits of het Frans ontleend aan het Italiaans, waar het werkwoord dilettarsi betekent ‘zich verlustigen; genieten’.
Dus: iemand die een bepaald vak enkel voor zijn genoegen en niet met de ernst van een vakman beoefent.Dat verraadt eene onvastheid en onzekerheid, waaraan de dilettant op ieder gebied dadelijk te herkennen is. (De Groene Amsterdammer, 27/07/1884)