Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Gepubliceerd op 21-06-2016

Puberteit

betekenis & definitie

De pubertijd is een periode waarin de secundaire geslachtskenmerken ontstaan onder invloed van de geslachtshormonen. In deze levensperiode is het lichaam volwassen en in staat tot voortplanting.

Jongens en meisjes die in de pubertijd terecht komen, worden geslachtsrijp en ontwikkelen zich mentaal tot volwassenen. In het algemeen valt deze levensperiode tussen het tiende en achttiende levensjaar. Het woord pubertijd is afgeleid van het Latijnse woord ‘pubescere’, dat ‘bedekt zijn met haar’ betekent. Deze definitie komt dan ook voort uit de ontwikkeling van haargroei in de schaamstreek, onder de oksel en op de benen. Ook het werkwoord puberen is afgeleid van de definitie. Puberen kan als werkwoord worden gebruikt voor de manier waarop jongeren zich onvoorspelbaar gedragen en zich afzetten tegen het gezag van hun opvoeders.

De pubertijd wordt veroorzaakt door veranderingen in de hormoonspiegels in het bloed. Deze hormonen worden gemaakt door de hypothalamus, hypofyse en de gonaden (eierstokken of zaadballen). Voordat de pubertijd begint, is de productie van hypofysaire en gonadale hormonen laag. Op een gegeven moment valt de remming van het hormoon ‘Gonadotropin-Releasing hormone’ in de hypothalamus weg. Hierdoor worden de andere twee hormonen aangemaakt.

Tijdens de pubertijd stijgt de testosteronspiegel tot meer dan twintig keer zo hoog dan voorheen. Deze spiegel hangt ook samen met de lichamelijke ontwikkeling en rijping van de botten. Tijdens de pubertijd vindt ook een groeispurt plaats.

Tijdens de puberteit ontstaan progressieve individualisatie en onafhankelijkheid van het gezin. De identiteit, de carrièremogelijkheden en individuele krachten en zwaktes worden bepaald. De ontwikkeling wordt vaak in drie fases verdeeld, dit zijn de vroege puberteit (10-13 jaar), het midden van de puberteit (14-16 jaar) en de late puberteit (vanaf ongeveer 17 jaar).