Het klimaat wordt bepaald door de gemiddelde omgevingsomstandigheden zoals temperatuur, neerslag en zonneschijn in een plaats, gebied of streek gedurende een periode van 30 jaar.
Het klimaat wordt bepaald door verschillende factoren. De ligging van het gebied op de aarde, de aanwezige zeeën en de hoogte van het gebied spelen de grootste rol. Door het bestuderen van het klimaat is te voorspellen hoe groot de kans op bepaalde weersomstandigheden in een gebied is.
Er zijn verschillende soorten klimaten. Het tropisch klimaat kenmerkt zich door hoge temperaturen en komt onder andere voor in midden Afrika, Brazilië en Indonesië. In de koudste maand van het jaar komt de gemiddelde temperatuur hier niet onder de 18°C.
In landen met het droge klimaat komt zo weinig neerslag voor, dat boomgroei niet mogelijk is. Dit klimaat komt voor in Australië, Noord-Afrika en in een gedeelte van Zuid-Afrika.
Het klimaat dat in Nederland voorkomt, is het gematigd klimaat. Hierbij is het temperatuurverschil in de winter en zomer niet groot. Dit klimaat komt onder andere voor in het grootste gedeelte van Europa, een deel van Australië, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika en een deel van de VS.
Het landklimaat kenmerkt zich door een groot verschil van temperatuur in de winter en zomer. Dit klimaat komt veel voor in Europa. Het poolklimaat komt voor in Groenland en Antarctica. Bij het poolklimaat komt in de winter de zon niet op en vriest het altijd.
Het klimaat kan naar mate van tijd veranderen. Op dit moment stijgt de gemiddelde wereldtemperatuur, wat grotendeels komt door menselijke activiteiten. Klimaatveranderingen kunnen grote gevolgen met zich meebrengen. Zo stijgt het zeespiegelniveau en kan er een toename van droogte en neerslag ontstaan.